De Wet van 6 december 2018 voert het vrij aanvullend pensioen voor werknemers in
Deze wet werd gepubliceerd in het Staatsblad op 27/12/2018 en wordt van kracht op 27/3/2019.
De doelstelling van deze wetgeving is om werknemers die niet genieten van een voldoende hoog aanvullend pensioenplan , in staat te stellen om er een op te bouwen.
Heel concreet zal een werknemer aan zijn werkgever kunnen vragen om maximaal een bijdrage van 3% af te houden van zijn brutosalaris, onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen, van twee jaar tevoren (of 980€ indien 3% van het brutosalaris lager is), verminderd met de pensioenrechten die hij twee jaar geleden heeft opgebouwd.
Deze pensioenrechten worden berekend op basis van het verschil tussen de reserves opgebouwd op 1 januari van het jaar dat het jaar van opbouw voorafgaat (jaar n-1) en deze op 1 januari van het jaar daarvoor (jaar n-2), verhoogd met het gemiddeld rendement van de OLO’s op 10 jaar over de zes voorafgaande jaren (n-2 tot n-7). De reserves zijn deze die men als werknemer heeft opgebouwd en die men kan terugvinden in DB2P.
Voorbeeld 1 : Nieuwe werknemer aangeworven op 1/1/2019, met een jaarwedde onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen van 25.000€ en heeft nooit eerder gewerkt. Hij kan nog het maximum van 980€ voor het jaar 2019 bijdragen, aangezien hij nog geen reserves heeft opgebouwd en geen salaris had in 2017.
Voorbeeld 2 : Werknemer die een salaris verdiende van 35.000€ in 2017 met een opbouw van pensioenreserves in 2017 volgens DB2P van 650€. Hij zal kunnen vragen om maximaal voor 2019 een bijdrage af te houden van zijn salaris van 400€ (3%*35.000-650).
De fiscaliteit van toepassing op deze bijdragen is dezelfde als op de klassieke persoonlijke bijdragen in een tweede pijler pensioenplan: betaling vanuit het nettoloon met een onmiddellijke belastingvermindering van 30% en een eenmalige aanslagvoet bij uitbetaling van 10% (+ gemeentebelasting), na afhouding van de sociale zekerheidsbijdragen. Op de bijdrage is een premietaks van 4,4% verschuldigd.
De gebruikelijke regels van de WAP inzake pensioenfiche, transparantie enz … zijn van toepassing, maar er is op deze bijdrage geen minimum rendementsgarantie ten laste van de werkgever.
Deze bijdrage zal betaald moeten worden aan de pensioeninstelling waarmee de werknemer een pensioenovereenkomst heeft afgesloten. De werknemer moet zijn werkgever twee maand op voorhand informatie geven over de in te houden bijdrage, de periodiciteit van de inhouding en de gegevens van de pensioeninstelling, nodig voor de betaling van de bijdrage. Hij kan zijn bijdrage maximum twee keer per jaar aanpassen en ten alle tijde stopzetten. De werkgever kan een kaderakkoord afsluiten met een pensioeninstelling maar kan deze niet verplicht opleggen aan de werknemer.